Skaten in de stad: een inleidende les (1)

Sinds begin september zijn de werken gestart aan de stedelijke skatebowl tussen de Dambrug en de Groeningebrug. Het Albertpark laat ons zeggen. (Zou daar niet ergens een nieuw zwembad komen?)
De Amerikaanse firma Team Pain (7 personeelsleden zijn de Oceaan overgevlogen) hoopt met die “pool” in een tiental of minder weken klaar te zijn.

Net als ambtenaar Pieter Possenier (van het Jongerenatelier), de inspirator van het project, tellen we de dagen af. Immers, alles wat met skateboards, skeelers, inline-skates, BMX – en de cultuur daarrond – heeft te maken kent voor ons al van kleinsaf geen geheimen meer.

Jongerencultuur !
Wat een afstanden hebben wij indertijd rond de Plechtige Communieperiode al niet afgelegd met onze skateboard, de trottinette! Skeeleren tot in Tiegem. Kapot waren we, maar niet gekwetst. En moeder kwam ons niet afhalen, met haar landrover.
Alle street-elementen waren goed voor onze “tricks”. Niet de stoepen maar wel de meisjes waren gewaardeerde obstakels voor grab’s en grinds. (In tegenstelling tot nu was trottinetten toen eerder een meisjesbedoening, maar gemengd mocht ook. Eigenlijk mocht het niet. Maar hetero-skaten vonden meisjes wel aantrekkelijk aangezien dat een bezigheid was waarbij pijpkrullen intact bleven en je je toch niet erg bezeerde, zeker niet als je de “safety stale japan” achterwege liet.)
Samengevat: we waren loopzuivere rakkers.

De “alleyoop” had veel effect. Achterwaarts wegrijden, en liefst met een big smile. Meiske stak dan tong uit. Echte macho’s maakten combo’s. Bijvoorbeeld een “mizou to soul”. Of nog more trickie-er: de “sweetstance to topside soul”, of de “backside royale to alleyoop soul”. Bij zo’n grab – of was het een grind? -waren er die eerder het meisje vasthielden dan de trottinette.
Wee u als de “zwaantjes” dat hadden gezien. Een halve draai 180 hielp niet. Laat staan een spin.
We werden rechtstreeks en met harde hand naar huis begeleid. Onze vette pet (muts) vloog dan door de huiskamer. Trottinette aan diggelen.

Genoeg daarover.
Hier gaat het nu over de skatepool. De bowl.

Voor onze omgedoopte crossfiets maakten we eigenhandig miniramps, kuilen (ne put) in gerooide aardappelvelden bijvoorbeeld. Of we doken (crossed rocket air!) in de nog niet gedempte kelderruïne van een in WOII gebombardeerd huis. Soms was de afwatering van die bowl nog niet in orde. Sliblagen waren aan de orde van de dag.
Nu ja.
Lekker lines maken met de BMX, speedlines, daar draaide het om. De rondingen (transitions) van onze kuilen ofte skatebowls waren niet altijd computerberekend, tot grote vreugde van de velomaker uit de buurt. Onze transitions waren te steil, nu is de trend toch slomer.
De velomaker had niets liever dan dat we wel 30 keer achter elkaar hetzelfde kunstje vertoonden. Van de “coping” (was ook toen al nooit goed gemaakt) naar beneden vallen, in no time een beetje vaart maken en gewoon vallen tegen de andere wand. Dat wordt nu eerder aanzien als een carve, oftewel haarspeldbocht. Dan zo vlug mogelijk, alleszins binnen de 45 seconden aan de andere kant van de rand beaat staan glimlachen naar vader (jurylid) die even kwam kijken naar wat we deden met die herschilderde fiets die Sint-Niklaas ons had gegeven.

Nog altijd niet gehad over onze vroegere rolschaatsen. Die inline-skates, ook met vier wielen, maar niet achter elkaar.
Ik was er niet echt voor. Ouders hadden geen geld. Kassei niet geschikt. Dat laagje teer er bovenop ook niet. Al dat gedoe met sleutels als je die kreeg van een kleine domme rijkaard uit de straat.

De geschiedenis van het skateboarden is zo oud als de straat, of het wiel.
Altijd al voorwerp geweest van controverse. Vervloekt door velen, aanbeden door een select gezelschap van waaghalzen en kleine deugnieten.
Een volgende keer gaan we daar als gewezen waaghals dieper op in. Zien hoe dit gebeuren in Kortrijk is geëvolueerd.