De Kortrijkse burgemeester is bij het begin van zijn vorige bestuursperiode (overgang 2000-2001) koortsachtig op zoek gegaan naar een identiteit (een imago) voor de Stad. Niks mis mee, als men dat dan wel nodig vindt.
(Een fundamentele kwestie, NERGENS ofte NOOIT besproken.)
Vanuit zijn gehele geestesachtergrond en kennissenkring was wel algauw duidelijk dat er alleszins iets van Kunst zou mee gemoeid worden.
Toeval speelt een grote rol in de politiek.
Stel even dat Jean de Bethune burgemeester was geweest. Dan werd Kortrijk geprofileerd als een stad van studenten en ondernemers. Stefaan Bral zou van Kortrijk een feestende stad hebben gemaakt. En Frans Destoop een stad van kansarmen. Schepen Philippe De Coene: een groene, nette stad.
Intussen vernemen we nog dat onze burgemeester weer en alweer een grote droom heeft: de realisatie van een designfabriek, m.a.w. een grote industriële site waar zich kleine designbedrijven kunnen bundelen.
NU GOED LUISTEREN.
OFWEL BEN JE BURGEMEESTER VAN EEN PROVINCIESTAD?
OFWEL WIL JE DIT NIET. Wil je meer? Burgemeester zijn is toch de mooiste taak van een civil servant?
Maar als Stefaan nu een keer zou gaan denken als burgemeester Tone indertijd? Even gewoon niets doen? Net als Manu?
Zou dat niet beter zijn voor ons, Kortrijkzanen ?
Nu nog dat winkelcomplex op ons hoofd gekregen. Zonder referendum maar vanuit Cannes.
Net in althans vroeger gezelligste wijk van het centrum.
In het bestuursakkoord tussen de toenmalige CVP en SP (8 november 2000) werd al een allusie gemaakt op het begrip “kunstwerkstede”. Maar van een geïntegreerd Buda-kunsteneiland of centrum was evenwel nog geen sprake. Wel zou men een collectie van designvoorwerpen opbouwen. (Ons Broelmuseum vindt nauwelijks plaats om zijn pollepels en potten en pannen te bergen.)
Qua cultuur kwam de eigenlijke (globale) beleidsbrief 2001-2006 van het Schepencollege toendertijd tot de vaststelling dat Kortrijk een stad van musea (Het Vlaams Ontvoogdingsmuseum!) en podiumkunsten moest worden. Met de Schouwburg als vuurtoren. Plus: een stad van creatie en innovatie. Nog geen sprake hier van design (vormgeving).
Aan prof. Rudi Laermans (KUL) werd in 2002 gevraagd om een rapport te schrijven over de vraag of Buda-eiland wel een kunstartistiek nest kon worden. Of daar wel een draagvlak voor kon bestaan. De cultuurfilosoof had na onvoorstelbaar veel bladzijden geleuter en centen daarvoor waarlijk existentiële twijfels. Was er wel een kernpubliek? Een klankkast bij de bevolking?
Uiteindelijk kwam hij via zijn “salons” tot de vaststelling dat men het er maar moest op wagen. Onder het motto: waar een wil is, is een weg. Buda moest een “pull-factor” worden.
In de verkorte reclame-versie van het stedelijk cultuurbeleidsplan 2003-2007 was er een alinea over Kortrijk betiteld als “stad van design en creatie”, maar die was niet echt uitgewerkt.
Is Kortrijk een stad van design?
Het antwoord is te vinden in een buitengewoon leerrijke studie van Becky Verthé (afkomstig uit Hulste). Gemaakt aan de Universiteit Antwerpen Management School (UAMS). Promotor: prof. Guido De Brabander (dezelfde die bezig is onze stedelijke musea te doorlichten).
Titel van het werkstuk: “Kortrijk design: bouwstenen voor een strategisch en actieplan”.
In een slotwoord spreekt Becky Verthé de hoop uit dat haar studie effectief zal worden gebruikt door zoveel mogelijk actoren in Kortrijk. En zij vindt het belangrijk dat haar scriptie kenbaar wordt gemaakt.
Wij doen er tenminste wat aan.
Om het geheel wat luchtig te houden pikken we er al meteen wat saillante zinssneden uit. Dat leest lekker weg.
De auteur laat er geen gras over groeien.
Al in de inleiding poneert zij dat het zwakste punt in het verhaal over Kortrijk Design de communicatie is. Men wekt te weinig belangstelling bij de media, laat staan bij de bevolking.
Mag ik daaraan toevoegen dat er zelfs bij de gemeenteraad geen respons is?
Laatstleden werd het project ADMIRE zonder één woord kommentaar goedgekeurd. Noch van de oppositie, noch van de meerderheid. Niemand. Tussen haakjes: dit wijst niet noodzakelijk op een totale onverschilligheid. Kan ook verband hebben met doodgewone luiheid (kunde) om dossiers te bekijken. Al dat papier! Je hebt er soms nog geen zicht op. Of men is met iets helemà à l anders bezig. Scheve voetpaden. Verkeersdrempels. Frietkoten. Een straatlamp die niet brandt. Eigen carrièrre. Voetbal. Moet nu echt nog naar een receptie. Tuintje maaien. Simoniseren. Kijken naar Temptation Island. Al van tevoren opgebrand zitten : nooit gedacht wat een gemeenteraadslid te verduren krijgt.
(ADMIRE gaat over een internationaal samenwerkingsverband tussen designsteden.)
Kortrijkwatcher: Het zwakste punt is tactisch gezien misschien wel de ondermaatse communicatie, maar er is ook zoiets als het buikgevoel bij (Kortrijkse) burgers én verkozenen. Vlaamsblokachtig? Het is mogelijk dat de publieke opinie andere zorgen heeft dan designzorgen. (Gaan zwemmen. Ergens wonen.)
Of dat wij er zelfs geen behoefe aan hebben om Kortrijk ook maar ergens mee te profileren in de wereld. Stel je dat nu eens voor. Dat onze ietwat megalomane bestuurders dit nog moeten overkomen. Nergens meer naartoe kunnen. Geen schepen nog naar Wuxi, naar Tasjkent, Cebu, Peking, Delhi. Rijsel. Schepen Lieven Lybeer met eega, via zustersteden naar designsteden: GEDAAN!
Bij communicatie heb je een zender nodig en een ontvanger, die ook werkt. En een lopende band (intussen wifi) daartussen om dat pakje informatie heen en weer te sturen. (Het pakje info kan ook van de band vallen of verkneukeld aankomen.)
Verder zegt Verthé dat men nogmaals dreigt te vervallen in een top-down eilandverhaal, wat men ooit (en nog steeds) het Budaverhaal verweet. En: “Kortrijk, een stad met slechts 74.000 inwoners, durft ook wel eens zijn capaciteiten te overschatten.”
Becky zegt het.
Verder doorprikt zij alvast één “illussie”: “Kortrijk kan niet gepositioneerd worden als dé designstad van Vlaanderen. De tijd waarin Kortrijk een designmonopolie had is voorbij.”
Maar dat wil niet zeggen dat een positionering van Kortrijk als designstad of regio geen zin heeft. “De uitdaging is zelfs dat Kortrijk binnen 10 jaar uitgroeit tot een erkende speler op mondiaal vlak (in het rijtje van Eindhoven, Göteburg, Essen, …)
In dit verband volgt in de studie nog een verhelderende concurrentieanalyse. Een dubbele nog wel: voor Stad zelf en voor de designregio.
Spanningen
Verthé durft te wijzen op een aantal eerder politiek getinte spanningen.
Op de vroegere (ja? vroegere?) aversie tussen stadsbestuur en de Stichting Interieur, op het naast elkaar werken van de vzw Designregio en het project Stad van Ontwerpers, te wijten aan spanningen tussen een aantal personaliteiten-schepenen.
Hierbij presteert de auteur het om letterlijk te refereren naar “een 20 jaar oude vete” tussen de families De Clerck en de Bethune, en de “niet gemakkelijke samenwerking” tussen Stefaan De Clerck en Stefaan Bral. Zie pag. 34.
Verthé: “Men moet in Kortrijk meer spontane moed hebben om stemmen en actoren rond de tafel te brengen, een openlijke discussie te voeren, win-winsituaties te benutten en de relativiteit van losstaande projecten te erkennen, vooral als verschillende visies kunnen geïntegreerd worden in de idee van design.”
Dat is het.
Nu is het nodig om even Karel Debaere van Leiedal te citeren.
Pag. 35: “Stefaan De Clerck is een ongelooflijk zware trekker. Hij vertelt dat (designverhaal) overal en op de duur (…) gaan mensen dat uiteindelijk geloven. Dat designverhaal is nog niet voldoende ver om te zeggen, het zal wel autonoom overleven. Als Stefaan morgen zou wegvallen (…) dan hangt af van wie burgemeester wordt en of die dan in dat verhaal verder gaat en daar de middelen voor vrijmaakt. Maar als die nu zou wegvallen dan zou dat verhaal een grote knauw krijgen en dan vrees ik ook dat we het niet meer halen.”
Mijn kommentaar: met schepen Lieven Lybeer – grote stemmentrekker – als opvolger bijvoorbeeld mogen we het vergeten.
In verband met Kortrijkse ontwerpopleidingen (onderwijs) wijst Verthé op het grote succes van Howest-PIH.
En dan komt plotseling dit te lezen (pag. 44):
“KULAK is een slechte zaak voor de regio.” Waarom? Vanwege de brain drain naar Leuven (en andere universiteitssteden). En een volwaardig universitair onderwijs in Kortrijk met volledige opleidingen zal niet waargemaakt worden, omdat moeder K.U.Leuven dat nooit zal willen. Daarenboven stelt de KULAK zich geïsoleerd op. Hierbij wordt campusrector Piet Vanden Abeele even geciteerd: “Deze campus is geen Kortrijkse campus. Het is een campus die in Kortrijk gelegen is.”
Amaai zeg.
Over de huidige designmeesters (Dubois en Pieters) vernemen we nog dat wellicht niet 1 op 10 Kortrijkzanen weet heeft van het bestaan ervan. (Volgens mij niet 1 op 74.000, waarvan dan vijf raadsleden.)
“Zij kunnen wel verweten worden dat ze zich te weinig in de publieke opinie vertonen, niet aanwezig zijn bij tal van evemenenten, niet mediageil genoeg zijn. Zij dragen ergens nog de fouten van hun voorgangers mee. Waardoor er nu nog steeds geroddeld wordt waar dat geld van die eerste designmeesters (Delaere en Rommens) is gebleven”.
Dat is allemaal wat Becky verteld. Een negativa!
Kommentaar van mijnentwege: het gaat niet enkel om geld. Was het maar dat.
Waar zijn hun rapporten gebleven? Wat hebben ze eigenlijk uitgericht? Zijn ze uit eigen beweging opgestapt of werden ze afgedankt?
Spijtig dat de studie hierover geen uitsluitsel geeft. (Waarom werden ze niet geïnterviewd?) Want uit die spoorloze verdwijning zijn waarschijnlijk lessen uit te trekken. De verwachtingen waren namelijk hoog gespannen. (Voor wie ervan wist.)
Overigens loopt het gerucht NU dat één van de twee huidige designmeesters (Pieters) ook alle motivatie heeft verloren en het is afgetrapt. Zij staat wel NU nog vermeld op de website van designregio. Design over personeel, bestaat dat?
Maar het is heus niet allemaal kommer en kwel in Kortrijk designstad (of regio).
Er zijn méér actoren en potenties aanwezig dan wij allemaal dachten.
En Becky Verthé stelt heel concrete actieplannen voor.
Terecht heeft zij met haar scriptie een prijs gewonnen. Er komt geen Laermansachtig geleuter in voor. Dat is een verademing.
Een volgende keer meer hierover.
Nu ik eraan denk: de stadsdirectie “cultuur” komt nergens expliciet aan bod in de studie. Tekenend. Het is net alsof die niet bestaat.
Mijn ervaring terzake is dat je je niet kunt voorstellen wat voor rol karakters en onhebbelijkheden (personaliteiten) spelen in politiek. Studies of niet. Lokaal of niet. Totetrekkers of niet.
Allleen diepte-psychiaters kunnen nog heil brengen in de politiek. Zonder sofa, maar met zware pillen.