Het territorium van een kerkfabriek (een parochie) gehoorzaamt niet noodzakelijk aan de gemeentegrenzen.
Kerkfabrieken kunnen dus van meerdere walletjes tegelijk eten inzake gemeentelijke toelagen, extra-subsidies, doorgeefleningen en andere financiële tussenkomsten. Borgstellingen. En niemand durft daar iets aan doen. Niemand die daarover sinds Napoleon en de Boerenkrijg iets over mompelt. Er zijn geen echte vrijzinnigen meer, en vooral geen anti-clericalen meer, libertijnen. Het gaat nu om respect voor om het even wat. Openheid voor het traditionele? Ieder zijn correcte waarheid. Vrije, beetje domme meningsuiting maakt troef. Maar we dwalen af.
Ieder zijn parochie
Bij een soort meerwaardezoekers uit onze christelijke Gemeenschap met toen nog geen soelaaszoekende gelovigen uit halfweg de vorige eeuw was er toch al wel een vorm van niet helemaal bewust georganiseerde – gesubsidieerde – grensoverschrijdende praxis inzake parochies.
Vanwaar ze ook kwamen, rijke madammen vooral die het niet zo nauw hielden met de katholieke praxis (onze sharia) kwamen van heinde en verre naar de Kortrijkse Sint-Michielskerk om na een uitgebreide biecht bij de jezuïten nog een duit in het zakje doen. De mannen zaten in ‘t Salonske of in Knokke.
Iedere parochie had zijn stijl. In Kortrijk nog was de Sint-Maartenskerk eerder de ‘place to be’ voor de nog meer hypocriete pseudo-bourgeoisie. O.L.Vrouwkerk daarentegen was meer voor alzheimers. Davidsfonds.
Ieder had zijn stek. Bij de banketbakkerijen. “Buurthuizen” vond men mits minzame uitnodiging in de dekenij zelf (met dat prachtige park) en in restaurants en cafeetjes in de buurt. De Gilde ook. De Middenstand, op maandagavond dan. Maar ook op het Schouwburgplein. Ik heb er daar nog weten doodvallen, na de Heilige Mis. De Patria op de Grote Markt bleef op zondagavond open tot het ochtendgloren en tot op de bovenverdieping, tot iedereen erbij neerviel. Boven op of onder de biljartafels. Ja, Kortrijk bruiste nog met die katholieken van toen. Er was pluralisme binnen de zuil.
Dit was even een bijdrage tot geskiedschrijvinghe. Petite histoire. Waar is de tijd?
Wat wil ik nu eigenlijk zeggen?
Dat we nu gevangen zitten in buurthuizen en o.c.’s die qua architectonische en andere gezelligheid ons ook niet veel levensvreugde kunnen bijbrengen.
Die O.C.’s van nu. Pure belemmeringen voor jongeren om ruime horizonten te verkennen.
We dwalen af?
Ik zal u straks nog een keer een opsomming geven van de vroegere cafés langs de Brugse Bane. De niet-gesubsidieerde buurthuizen of ontmoetingscentra van Sente.
Vandaar dat zowel de Gildemannen als de Middenstanders van onze Stad in combinatie met de altijd al invloedrijke pasters-politiekers van Sente en Eric Lemey (KAJ) sinds 2000 al sociologisch met een verschrikkelijke mentale achterstand een poging tot recuperatie zoeken opdat wij nu nog – samen met de landelijke gemeenten Kuurne en Lendelede – plotseling zouden moeten bijdragen in de bouw van een kalote buurthuis (polyvalente zaal, turnzaal voor een school) achter de kerk van Sint-Katherina.
Sociaal kapitaal. Ga daar in de buurt nog maar eens uit de kleren. Uitgerekend op grondgebied Kuurne.
Omdat het namelijk gaat om grond van de kerkfabriek aldaar en we daar geacht worden als gemeente erfpacht voor te betalen.
Grond van een kerkfabriek is heilig.
(Die fabriek daar in Kuurne maakt jaar na jaar schone winsten, ongeacht de gemeentelijke toelage.)
….
Allez. Nu serieus.
Het wordt tijd om eens te kijken hoeveel het aandeel van de betrokken gemeenten voor dat overbodige (op vlak van emancipatie) buurthuis bedraagt en hoe de diverse besturen dat zelf bekijken.
Het is ingewikkeld. Er kloppen dingen niet. Zakes.
En intussen ook ontdekt dat in Kuurne zelfs de christen-democraten en Groen en ook één socialistisch raadlid niet eens fervente voorstanders waren van dit buurthuis. Vonden het in den beginne althans geen prioriteit. CD&V, Visie en Groen stemden in de vorige bestuursperiode ooit tegen, en onthielden zich vanaf oktober 2005 bij alle beslissingen omtrent het buurthuis.
En in Lendelede liep het zeker ook niet van een leien dakje. Maar sinds kort kwam alles goed terecht. Eind goed, alles goed.
Raming totale kostprijs
Volgens een goedgekeurd gemeenteraadsbesluit van Kuurne, dd. 25 oktober 2006: 599.324,12 euro.
Volgens een Collegebesluit, ook van Kuurne, dd. 20 december 2006: 599.741,33 euro.
Cijfers in de visie van Lendelede niet gevonden.
Het Kortrijkse College neemt de bedragen van de collega’s van Kuurne (bouwheer) over. Onze gemeenteraad weet nog nergens van.
Het opgegeven bedrag is inclusief BTW en erelonen.
Het verschil tussen wat het Kuurnse College acteert en de gemeenteraad aldaar goedkeurde is niet groot. Prima, maar er zou gewoonweg tussen de uitvoerende en de controlerende (beslissende) instantie géén verschil mogen zijn. Voor geen cent.
Maar nu komt het.
Raming van de loten
Lot 1: ruwbouw, afwerking en aanleg omgeving:
Kuurnse gemeenteraad: 174.088,00 euro.
Kuurns College: 445.469,46 euro.
(Dat kan toch niet? Gaat het om een tikfout?)
Lot 2: centrale verwarming, ventilatie en sanitair:
Kuurnse gemeenteraad: 86.295,87 euro.
Kuurns College: 101.932,84 euro.
Lot 3: elektrische installatie:
Kuurnse gemeenteraad: 49.470,18 euro.
Kuurns College: 40.101,22 euro.
Totaal van de drie loten
Volgens de Kuurnse gemeenteraad: 309.854,05 euro.
Volgens het Kuurns College: 587.503,52 euro.
Erelonen
Nu herinnert u zich dat de totale kostprijs was geraamd op 599.741,33 euro. Maar dat was ook uitdrukkelijk inclusief de erelonen.
Uitgaande van de cijfers van het Kuurns College zouden die erelonen dan slechts 12.237,81 euro bedragen?
Dat is dan weer niet te begrijpen.
Een gemeenteraadsbesluit van Kuurne (24 januari 2006) zegt dat alléén al het Kuurnse aandeel in de erelonen 10.000 euro bedraagt.
Nu moet u weten dat er inzake investeringstoelagen tussen de drie betrokken gemeenten een procentuele afspraak is gemaakt.
Verdeelsleutel
Betreffende de bouwkost, de te betalen canon en nog wat andere zaken (nu niet meer: de onderhoudslast) is er een afspraak gemaakt.
Stad Kortrijk staat in voor 56,84 procent van de investeringstoelage bij de bouw en de eventuele verbeteringen. Met een absoluut maximum van 357.000 euro.
Kuurne neemt 23,21 procent voor zijn deel, met een maximum van 146.000 euro.
Lendelede zorgt voor 19,95 procent, met een maximum van 125.000 euro.
(De erfpacht voor de kerkfabriek van Sente kost slechts 50 euro, voor 50 jaar.)
De uiteindelijke werkelijke prijs zal dus maximum 628.000 euro mogen bedragen.
We gaan zien hoe het afloopt. Beter: we gaan het nooit zien. Kuurne is nu de bouwheer, alhoewel dat ook vroeger anders was beslist.
In de Kortrijkse begroting van 2006 is alvast voor alle zekerheid méér ingeschreven dan het voorgenomen aandeel: 372.000 euro. En in Lendelede heeft men in oktober 2006 omgekeerd (voorlopig?) slechts een lening van 62.500 euro goedgekeurd.
Een lijdensweg naar Sente
Maar waarop is het ‘project’ met die verdeelsleutel tussen de drie gemeenten gebaseerd? Waarom moeten Kortrijkzanen en die brave Lendeledenaars deelnemen in de kosten van een parochiezaal in Kuurne? Waarom verdedigde ons raadslid Patrick Jolie (Heule) het project? Hoe zijn de aanbestedingen verlopen? Vanwaar het verschil tussen wat het College van Kuurne aan zijn gemeenteraad voorspiegelde en aan Kortrijk liet weten?
Alweer geen idee.
Maar waarom vraag je het dan niet aan iemand, Kortrijkwatcher?
Waarom de bananen krom zijn? Omdat onze bevoegde schepen, Jean de Bethune, zijn emails niet leest. Niet ingaat op een aloude vraag tot onderhoud over kerkfabrieken. En mij van alles kan wijsmaken. Ben niet zot hoor. Heb niet eens een perskaart.
(Wordt vervolgd op een andere bladzijde.)
_____________________________________________________
Weet nog niet wanneer ik hier terug ben om verder aan dit stuk te breien. Geraak er niet aan uit. Eigenlijk zou dit verhaal moeten komen onder de rubriek “onbegrijpelijk”. We gaan dat maar doen ook, want zeer katholiek-orthodox is het een en ander alleszins niet.