Uit de geschiedenis zijn geen lessen te trekken. Situaties zijn nooit helemaal dezelfde. Er duiken voortdurende nieuwe toestanden op en de waaier van mogelijke acties en reacties blijft vanwege de onuitputtelijke menselijke creativiteit (bij politici: flexibiliteit) altijd heel breed.
Wat hierna volgt als toemaatje bij de twee vorige stukken historiek van de Kortrijkse gemeenteraadsverkiezingen is daarom enkel als een kleine serie van vaststellingen te beschouwen. Het zijn géén lessen.
Kortrijk is een waar CVP-bastion
De christen-democratie is hier al zowat anderhalve eeuw aan de macht.
Ik heb daar nog nooit een bevredigende verklaring voor gevonden of gehoord.
Ook niet in de licentiaatsverhandeling uit 1995 van mevrouw Ruth Vandenberghe: “Verhouding ACW, CVP-Middengroepen: casus Kortrijk 1946-1988″.
Haar verklaring komt niet verder dan de gedachte dat het een kwestie is van “traditie en mentaliteit”.
Het bastion kon in 1965 door een overloper wellicht even aan het wankelen worden gebracht. Maar de socialisten lieten de kans liggen in ruil voor enkele mandaten buiten de gemeenteraad. En in 1988 heeft de oppositie het niet waar kunnen maken om één blok te vormen. Zie nog verder.
De oppositie-partijen hebben misschien door gebrek aan personaliteiten ook nooit kunnen profiteren van de verscheurende strijd tussen de standen binnen de CVP.
Wat er in verband met “traditie en mentaliteit” wel kan aangestipt worden is dat de CVP met al zijn mantelorganisaties alhier van oudsher al zeer sterk is uitgebouwd, werkelijk overal zijn tentakels heeft en duikboten heeft.
In domeinen als huisvesting, welzijn, gezondheidszorg (de ziekenkas van Joël Devos! De Zusters van Liefde!), streekorganisatie, jeugdbeweging (KAJ!), landbouw, cultuur (de vroegere cinema in De Gilde!) en nu ook kunst (Buda) heeft de Kortrijkse christen-democratie een alomtegenwoordige vertegenwoordiging uitgebouwd.
Tot in de media toe heeft de partij zijn “mannetjes” geposteerd. Ook in WTV.
De rol – het gewicht – van de clerus (de proosten en de deken) was in het verleden zeker niet te onderschatten. Om nog niet te spreken van de ambulante leden van de Bond van het Heilig Hart. Of van de Vrienden van Lourdes.
(Heb je het nog meegemaakt dat je in je buurt niet mocht spelen met kindjes van die “vuile sossen“?)
De pers alhier is ook altijd slaafs CVP-gezind geweest. Beetje kritische journalistieke stemmen werden (worden) op subtiele wijze in de kiem gesmoord. Onderzoeksjournalistiek bestaat nauwelijks of niet.
Verder bracht de CVP-hegemonie ipso facto electorale zoden aan de dijk, middels het bijhorende cliëntelisme en nepotisme. In het verleden schrok men zelfs niet terug voor enige (dreiging met) broodroof. Door de aloude alleenheerschappij is de arrogantie van de macht zo totaal dat de CVP-kopstukken zich daar zelfs niet meer bewust van zijn.
Een eerder toevallige factor is ook wel dat de oppositie niet altijd bekend stond om zijn imponerende figuren. Geen Dequae bijvoorbeeld, geen De Taeye, geen Bijttebier te bespeuren in die kringen. Zelfs geen Lavens.
Nu ja, potentiële, van enige allure getuigende kandidaten voor oppositiepartijen wagen het zelfs nu nog niet om zich als dusdanig kenbaar te maken.
Het is in deze moderne tijden eigenlijk ongelooflijk dat meer bekende en gezagsvolle mensen uit een centrumstad als Kortrijk zich nog altijd niet openlijk durven engageren buiten de begane paden van het CVP-milieu.
Komt daarbij dat de CVP (zeker binnen het ACW) al vroeg is begonnen met de vorming van kaderleden – daar ook veel aandacht en geld aan besteedde – en kon beschikken over vele militanten-vrijgestelden. De CVP had al van oudsher zijn eigen soort “Vlerick-boys”, evenwel gekweekt in de vijver van de Sociale School van Heverlee.
Een triviale reden voor de CVP-overwinningen is zeker ook dat de partij financieel sterk staat, of althans bereid is om veel geld te besteden aan de verkiezingspropaganda. (Zo’n figuur als Jozef Lambrecht was in zijn beginjaren in kringen van de Gilde met niet veel anders bezig dan met het verzamelen van lidgelden allerhande.)
In pecunair verband wil ik even herinneren aan een minder bekend historisch feit.
Er is een tijd geweest (jaren ’60) dat katholieke scholen in Kortrijk 1 frank per leerling gaven aan de partij .
(Ik weet niet meer of deze storting jaarlijks gebeurde of enkel gold bij een verkiezingsstrijd.) Toen dit eindelijk uitlekte is daar een klein schandaal over uitgebarsten dat evenwel onmiddellijk – én met medewerking van de media – in de doofpot werd gestopt.
Maar er is me dunkt een grondiger uitleg voor de traditionele CVP-hegemonie.
Electoraal gezien meen ik dat juist en paradoxaal genoeg de strijd tussen De Gilde en de Middenstand de partij geen windeieren heeft opgeleverd.
In zekere zin zijn bij de opkomst van CVP-eenheidslijsten de plaatselijke verkiezingen telkens weer “vervalst”. Dat vergt enige uitleg.
Ook kiezers van buiten het CVP -milieu werden bij meerdere of zelfs bij alle raadsverkiezingen als het ware telkens gedwongen tot deelname aan een soort wedstrijd. De vraag was niet voor welk programma men zou stemmen.
Het ging om de vraag: welke burgemeester gaan we krijgen?
Vooral: welke stand gaat de plak zwaaien? Zullen dat de mannen zijn van de Gilde of van de Patria? De syndicaten of de “middengroepen” (landbouwers, zelfstandigen, patroons, vrije beroepen)?
Of men nu al of niet CVP-gezind was, de Kortrijkzanen deden mee aan dit soortement plebisciet. Vandaar de “bolletjeskermis” op de CVP-eenheidslijsten. (Zie verder.)
Heel de geschiedenis van de Kortrijkse verkiezingen is er een van strijd tussen de standenorganisaties van de CVP. Tot op heden, alhoewel men kan stellen dat de huidige burgemeester nu een stand op zichzelf vormt. Binnen die standen waren er dan ook nog clans, waarvan de beroemdste wel die zijn van de familie De Jaegere versus de Bethune. Ook dit soort interne strijd trok stemmen aan. Weerom omwille van de vraag: wie gaat er nu dit duel winnen?
Een traditie: ACW versus NCMV
(Voor het gemak gebruiken we voortaan deze afkortingen voor de twee polen binnen de CVP.)
De strijd tussen de twee facties nam soms nogal grove vormen aan. Zodanig zelfs dat dekens en proosten maar ook nationale figuren meermaals moesten ingrijpen.
P.W. Segers bijvoorbeeld, “de neus” Theo Lefevre (een vriend van de clan De Clerck), en zelfs toenmalig CVP-secretaris en – belangrijk – geldschieter Leo Delcroix ook nog.
Persoonlijk herinner ik mij verkiezingsavonden waarbij in de café’s Middenstand en Gilde de wederzijdse haat van de muren afdroop.
Door de jaren heen heeft men bij de CVP-lijstsamenstelling geprobeerd om enkele min of meer beschaafde regels te handhaven.
Om orde in het huishouden te brengen werd bijvoorbeeld het principe nagestreefd van pariteit bij de kandidaten. Op de pare nummers stonden dan bijvoorbeeld ACW’ers, op de onpare NCMV’ers.
Of omgekeerd, afhankelijk van uit welke hoek de lijsttrekker en toekomstige burgemeester kwam.
Vandaar de historie van de elf bollekes.
In 1958 bijvoorbeeld had men weer eens “een verzoeningslijst” opgesteld met 11 kandidaten van het ACW en 12 van het NCMV. Tot grote woede van het NCMV begon ondermeer Jozef Lambrecht (ACW) de kiezers op te hitsen om de 11 bollekes van het ACW “nen dop te geven“.
Alle elf gildemannen werden verkozen ! En bij het NCMV slechts 5 van de 12 kandidaten. Juul Coussens werd toen opzij geschoven (men had er nog een eitje mee te pellen vanwege zijn oprichting van de lijst “Volksbelangen”) en Jozef Lambrecht werd burgemeester.
In 1982 heeft men zelfs nog een keer het “bollekesspel” bovengehaald door met modellijsten rond te leuren waarbij alle kandidaten van de Gilde specifiek waren aangeduid.
“Stem voor mij en mijn 20 vrienden” riepen de 21 ACW-kandidaten dan in koor.
En de NCMV’ers riepen: “Stem voor de twintig”. Heel verwarrend moet dit voor de kiezers geweest zijn.
Bedoeling was toen om Jozef De Jaegere te vloeren ten voordele van Antoon Sansen.
Maar men had buiten Emmanuel de Bethune gerekend. Ook hij vond dat hij burgemeester moest worden want hij verkreeg het hoogste aantal voorkeurstemmen. Uiteindelijk werd De Jaegere toch burgemeester, maar uiteindelijk in 1987 dan toch met harde dwang gedwongen om zijn ambt (na een dubbelzinnig geformuleerde periode) af te staan aan de baron.
Ook is toen reeds in 1982 met vooruitziende blik overeengekomen dat na het korte intermezzo van De Bethune (1987) Tone Sansen in 1988 zou burgemeester worden.
Verdeling van de mandaten: een geval van hogere wiskunde
Ook hiervoor waren binnen de CVP allerhande regels van toepassing.
Toen er nog slechts vier schepenambten te begeven waren was het ideaal dat de winnende vleugel het burgemeesterschap kreeg plus twee schepenen. Maar dat kon om diverse redenen niet altijd toegepast worden. Er was altijd iets. Juul Coussens gooide roet in het eten, of het NCMV behaalde een klinkende overwinning (1958).
Na de fusie van 1976 kregen we met de intercommunales en het OCMW tien à elf postjes te verdelen, waarvan acht schepenen.
Men werkte met een puntensysteem. De burgemeester was goed voor 2 punten, de schepenen elk voor 1 punt, de OCMW-voorzitter en de voorzitter van de intercommunale Leiedal kregen elk ook 1 punt. Bedoeling was dat de twee facties inzake mandaten ongeveer evenveel punten zouden krijgen, terwijl de groep met de beste verkiezingsuitslag het eerst mocht kiezen.
(In de praktijk lijkt het erop dat het ACW wel altijd het voorzitterschap krijgt van Leiedal en van het OCMW.)
Bijkomende complicatie na de fusie was dat er zowel bij de lijstsamenstelling als bij de verdeling van de mandaten een evenredigheid tussen de stad en de randgemeenten moest nagetreefd.
Voor de tien te verdelen mandaten kreeg de CVP-stad er dan zes en de CVP-kandidaten uit de randgemeenten vier.
In 1976 (onder ACW-burgemeester Lambrecht) hadden beide vleugels elk vier schepenen.
En daarvan had CVP-stad er vier (2 ACW en 2 NCMV) en de rand ook vier (alweer 2 ACW en 2 NCMV).
In 1982 (burgemeester De Jaegere) was de verhouding 5 ACW/ 3 NCMV.
Het jaar 1988 was een schijn-triomfjaar voor het NCMV: 5 schepenen. Niettegenstaande een heel slechte score. Maar er was nu eenmaal zo’n voorakkoord gemaakt. Het stond op papier: indien het ACW de meerderheid zou halen zou Sansen burgemeester worden en verkreeg zijn achterban 3 schepen én het OCMW-voorzitterschap.
In 1994 heeft men voor het eerst beslist dat de factie met de meeste voorkeurstemmen automatisch de burgemeestersjerp kreeg.
Heeft de CVP ooit gewankeld?
Ja. Een beetje wel.
In 1964 had de partij slechts 12 zetels op 25, vanwege alweer Juul Coussens met zijn Volksbelangen. Het scheelde niet veel of er was een PVV-schepen. Maar de verkiezingen werden ongeldig verklaard.
De herverkiezing van 1965 levert de CVP 13 zetels op van de 25. Vanwege het bestaan van de scheurlijst Volksbelangen dus slechts één zetel op overschot.
Een NCMV’er (Vandenbulcke) mag geen schepen worden en wil in het geheim onderhandelen met de BSP. Plaats van de afspraak: een café in Ingelmunster. Maar de socialisten verraden nog op de avod van de afspraak de zaak bij de CVP ten huize van De Jaegere.
“Als de socialisten daadwerkelijk naar Ingelmunster waren geweest zaten we niet meer in het gemeentebestuur.” (Citaat van De Jaegere, mondeling interview van 17.02.95 in de licentiaatsthesis van Ruth Vandenberghe, pag.283).
In 1988 heerste er bij de oppositie een niet te beschrijven gevoel dat de CVP-meerderheid zou gebroken worden. Jacques Laverge (PVV) waande zich al burgemeester. Even was er de mogelijkheid om één oppositie-lijst te vormen, maar de nationale leiding van Agalev wou niet meedoen.
De parlementsverkiezingen waren niet goed uitgevallen voor de CVP. Er was de ruzie tussen de clans binnen het NCMV, er was een nieuwe partij D.88 (Vereecke), de VU had een sterke nieuwe lijst, en Agalev van Juul Debaere had ook hoge verwachtingen.
Het ACW bleek evenwel weer onoverwinnelijk. Grote stemmentrekkers waren Sansen, Devos, Decabooter, Olivier, Destoop.
De kiesstrijd was vroeger veel gewelddadiger maar zonder programma
Om te beginnen bestonden er vroeger meer lokale periodieken als draagmiddel om andere partijen en personen uit te schelden. Naast het “Kortrijks Handelsblad” had je bijvoorbeeld nog “Andleie” en “Gulden Spoor”. En partij- of vakbondsbladen hadden uitgebreide plaatselijke zuiver politieke rubrieken. “Voor Allen”. “De Roode Vaan”.”De Volkmacht”.
Wat zo’na Arseen Vanmaldergem (Vuilbaardje!) zoal durfde uitkramen in De Volksmacht zou nu absoluut niet meer mogelijk zijn. Zijn overigens wekelijkse geschriften waren ronduit grof en beledigend (ook voor de CVP-middenstand). Van een dusdanig laag niveau dat men zich dat nu niet meer kan voorstellen.
Ook in de pamfletten (kiesblaadjes) werd er door de kandidaten duchtig heen en weer gescholden. Coussens kon er wat van!
“Vuiligheid, drek en verdachtmakingen zijn hun enige argumenten” lees je dan.
“Gedaan met bedrog, geknoei en vriendjespolitiek!”
Opvallend daarbij is dat er nauwelijks sprake was van programma’s.
“Geef uw stad in goede handen”. “Kies voor ervaring”. Daarmee moest men het stellen.
De BSP pleit constant voor lagere belastingen (ja!) – taksen genoemd- en wil voor de rest gewoon méér bals in de stad. Er waren ook tijden dat de PVV niet eens inhoudelijke programma-teksten verspreidde.
Er is ook nu en dan héél stevig gevochten tussen de plakploegen. Ooit had de CVP
’s nachts zijn hoofdkwartier opgeslagen in “de vakschool” van de Oudenaardsesteenweg (het VTI nu) en werd aldaar belegerd door “een bende vuile sossen”. Iedereen was boven zijn theewater. CVP-aanvoerder Jozef Lambrecht heeft toen door een meesterlijke taktische zet de veldslag gewonnen.
Vanaf de 70’er jaren begint men ook meer persoonlijke propaganda te maken. Kleurfoto’s van kandidaten duiken op.
En bij de verkiezingen van 1982 is het hek helemaal van de dam. Men doet aan huisbezoeken en strooit met gadgets.
En nu? Toch nog een les uit de geschiedenis?
Wat de CVP heeft bezield om na de laatste verkiezingen van 2000 in het Schepencollege een coalitie te vormen met de S.P. is me nog altijd niet echt duidelijk. Rekenkundig was dit niet nodig.
Dat de VLD bijvoorbeeld bij die éne onderhandeling met Stefaan De Clerck teveel (2) schepenambten opeiste en daarom uit de boot viel is een drogreden.
De S.P. vroeg er ook twee.
Opvallend voor de waarnemer was wel dat in het jaar 2000 van de verkiezingen (en zelfs nog ervoor) raadslid Philippe De Coene plotseling opvallend gematigd werd over het gevoerde beleid. Hij hield zelfs bijna geen tussenkomsten meer, en zeker geen vlammende speeches zoals in de jaren tevoren.
Op een bepaald ogenblik verdween hij ook zonder serieuze motivatie spoorloos uit de gesprekken tussen zijn partij en de VLD om bij de verkiezingen van 2000 tot een kartellijst te komen.
Ooit vertelde men mij dat de S.P. toendertijd weet had van “een schandaal” (bij een overheidsaanbesteding van het stadsbestuur?) en daarmee dreigde uit te pakken. Toen dit nieuws uitbleef kon men al vermoeden dat er een bestuursakkoord was tot stand gekomen tussen CVP en S.P.
Maar dit lijkt me toch wat te futiel als uitleg voor het ontstaan van een travaillistisch Schepencollege in Kortrijk.
Ik blijf erbij: de opname van een S.P-raadslid in het Schepencollege is buiten Kortrijk bedisseld.
En voor de verkiezingen van 2006 zal dit bij de opmaak van een bestuursakkoord óók het geval zijn. Schepen Philippe De Coene alléén zal hier niet over beslissen.
Is er dan toch nog een les te trekken uit de geschiedenis?
Nog iets.
Bij de verkiezingen van 2006 zijn er twee nieuwe factoren die electoraal een rol zullen spelen.
De partij die de helft van zijn lijst met bekende vrouwen kan invullen zal goed scoren. Op zoek dus naar verpleegsters, nonnen, rennersvrouwen, voorgangsters in gebed, medewerksters van het Wit-Gele Kruis en Kind en Gezin, moslima met Kortrijkse tongval, café-bazinnen met hoge boezem, dochters van bestaande of vroegere mandatarissen. Tineke van Heule is ook goed.
En aangezien de lijststem zal geneutraliseerd worden zijn kandidaten die willen verkozen worden meer dan ooit verplicht om zich duchtig te profileren. Vanaf volgend jaar zullen Kortrijkzanen op wijkfeesten en andere manifestaties mensen zien opdagen die ze in gelijkaardige omstandigheden NOOIT VAN HUN LEVEN gezien hebben.
Ambitieuze kandidaten zullen enorm veel geld moeten besteden aan persoonlijke marketing.
De prentjes en huisbezoeken zullen ons – kiezers – de strot uitkomen.
Met minder dan 5000 euro propaganda komt men er gegarandeerd niet in, in die Raad. Maar die investering kan gerecupereerd door de 20.000 euro (bruto) zitpenningen die een legislatuur van 6 jaar opbrengt.
VOORLOPIG EINDE
VAN DE HISTORIEK