Heb je me nou?
Het ACV- Openbare Diensten heeft vorig jaar een ruime bevraging georganiseerd over de arbeidstevredenheid en welzijn van het personeel in lokale besturen. Over heel Vlaanderen. Tien soorten instellingen. Een titanenwerk.
Het rapport verscheen in september 2024 en het spreekt dat de uitkomsten van toen (opgenomen in de eerste vier maanden van dat jaar), op vandaag nog wel zullen geldig zijn.
Voor Kortrijk zijn de medewerkers van stad, OCMW, Parko en (het toen blijkbaar nog bestaande SOK) bevraagd. En is ook nog een survey geweest bij de hulpverleningszone Fluvia en de vereniging Ons Huis voor Zuid-West-Vlaanderen.
Onze gemeenteraadwatcher heeft die rapporten nu pas ontdekt (op Tinternet). Is er dan geen lokale gazet geweest die daar een woordje heeft aan gewijd? – om ons wakker te schudden?
De resultaten van het onderzoek voor Stad en OCMW vallen (vielen) mee. De talloze opmerkingen inzake arbeidsinhoud, – voorwaarden, – omstandigheden, – verhoudingen, – organisatie kregen meestal een score van 7 of 8 in een schaal tot 10. (10 betekent: volkomen akkoord.)
Die 7 of 8 wil zeggen dat men bijv. bijna geheel akkoord ging met gezegden als:
– Ik ben tevreden met mijn werkgever (7,13)
– Ik kan zelf kiezen hoe ik mijn werk aanpak (7,57)
– Ik ben tevreden met mijn uurregeling (8,50)
– De personeelsadministratie werkt tijdig en correct (7,50)
– Op mijn werk is ruimte voor overleg (7,67)
– Mijn direct leidinggevende is bekwaam (7,87).
Nu we als hoofdredacteur van deze stadskrant “kortrijkwatcher” eindelijk stootten op een stand van zaken in stad die voor één keer goed meevalt was de bereidheid groot om hier in ons blad meer dan één positief stuk aan te wijden.
Maar toen viel ons oog op het nawoord in het ACV-rapport waarin de nodige statistische gegevens werden vermeld om de representativiteit van de steekproef te beoordelen.
Er waren 75 respondenten.
Kortrijk telde vorig jaar 1.582 medewerkers.
Boeken toe.
P.S.
Rustig blijven.
We gaan er niet van uit dat een grote steekproefomvang synoniem is van kwaliteit. Probleem is hier groter dan ooit: de stratificatie. Bijvoorbeeld: maken we onderscheid per directie? En wat met het zgn. vzw-personeel? Speelt de politieke overtuiging een rol? (En hier stelt zich wellicht ook specifiek de vraag of de organisator van de survey geen impact heeft op het soort van respondenten.)