Evolutie van onze personeelsinzet (2)

Eerst wat aantallen in voltijdse equivalenten (VTE), daarna enig commentaar.
Maar vooraleer u die tabel overloopt toch bedenken dat het om gemiddelden gaat van het aantal effectief betaalde (als we de jaarrekening kennen) of gebudgetteerde VTE per jaar, want die aantallen kunnen wat schommelen tijdens het jaar.

2019
Stad: 707
OCMW: 370
VZW Augustinessen (zorginstellingen): 375
Totaal: 1.452

2020
Stad: 699
OCMW: 329
VZW: 376
Totaal: 1.404

2021
Stad: 752
OCMW: 369
VZW: 407
Totaal: 1.528

2022
Stad: 738
OCMW: 366
VZW: 408
Totaal: 1.512

2023
Stad: 734
OCMW: 364
VZW: 409
Totaal: 1.507

2024
Stad: 735
OCMW: 363
VZW: 410
Totaal: 1.508

De aantallen voor de jaren 2019 en 2020 zijn “juist”, in die zin dat ze steunen op de jaarrekeningen. De andere zijn ramingen.
De meeste medewerkers zijn niet vastbenoemd, maar zijn zgn. contractuelen. In tegenstelling tot de “statutairen” zijn ze gemakkelijker te ontslaan, en kosten minder. In 2020 waren er dat 1.203 op een totaal van 1.404. Voor dit jaar 1.271 op 1.5012. Bij Stad zelf zijn er in 2020 slechts 87 vastbenoemd en dit jaar 88.
Bemerk de opvallende dalingen van het aantal VTE in 2020 bij Stad en OCMW. Die zijn te wijten aan de tijdelijke werkloosheid en uitgestelde aanwervingen ten gevolge van Corona.
Toename van het aantal VTE ligt bij het het OCMW, inbegrepen “de zorg”. (Kortrijkzanen staan altijd verbaasd als ze horen dat er meer mensen bij het OCMW werken dan bij de Stad.)
In een volgend stuk gaan we per jaar na wat de verhouding is tussen de personeelskost en het totaal van exploitatie-uitgaven. Een verhelderend gegeven.