Category Archives: investeringen

De meerkost van de te bouwen Reepbrug (2)

De 60 meter lange voet- en fietsbrug aan de Budatip met zijn fietsliften wordt heel zeker een iconisch bouwwerk want ontworpen door het bureau Ney & Partners, hetzelfde bureau dat de Collegebrug heeft bedacht.
Het schepencollege keurde op 15 juli 2019 het ontwerp goed alsook de financiële verdeelsleutel tussen de De Vlaamse Waterweg en stad. Hierbij werd 1.577.950 euro voorzien als aandeel voor de stad.
Men is dat wat vergeten maar oorspronkelijk dacht men dat de werken aan brug al zouden starten in 2016 en de opening ervan zou gebeuren in 2018. Later werd de timing bijgesteld naar 2019-2020 en tegenwoordig hoopt men dat de brug zal klaar zijn tegen midden 2022.
Intussen heeft De Vlaamse Waterweg nog een keer de openbare aanbesteding doorlopen en geconstateerd dat de goedkoopste offerte hoger ligt dan de raming bij het definitief ontwerp.
– De brug zal geen 1,75 miljoen kosten maar 2,33 miljoen. (We weten niet of dit met of zonder BTW is. Waarschijnlijk zonder.)
– De omgevingsaanleg daarentegen daalt van 641K naar 530K. (Waarom weet ik niet.)
In elk geval verhoogt het aandeel van de stad tot 1.704.852,89 euro.
Met eventuele latere verrekeningen kan dat oplopen tot 1.752.950 euro.
Er is als bijdrage van stad namelijk 927.950 euro voorzien voor de regularisatie van grondposities (wat dat ook moge betekenen).
En er is 150.000 euro ingeschreven in het budget 2019 en 675.000 in het budget voor de jaren 2020 (173.340), 2021 (260.000), 2022 (216.660).

Die laatste cijfers vond ik in het meerjarenplan. Dat zal dus moeten aangepast want het schepencollege heeft het nu over 400K in het jaar 2020, 100K in 2021 en 175K in 2022.

Belangrijk is dat De Vlaamse Waterweg de opdracht tot uitvoering van de werken pas zal geven als de stad zijn verhoogd engagement van 175.000 euro zal bevestigen. Het kan dus niet vlug genoeg gebeuren.

Zoals gebruikelijk staat dat allemaal niet in onze gazetten.


Zelden meegemaakt: een eindafrekening lager dan het offertebedrag

Het gaat over de eindafrekening van de restauratie van de laatste huizenrij in het begijnhof, kant O.L.Vrouwkerk. De zogenaamde fasen 8 en 9 (van het globale restauratiedossier dat al minstens 30 jaar aansleept) en die slaan op de woningen 7-8-9 en 3-4-5-6.

De gunning van deze opdracht ging op 17 november 2016 naar de firma Monument Vandekerckhove uit Ingelmunster voor een offertebedrag (bestelbedrag) van 3.898.068 euro of 4.131.952 euro inclusief 6% BTW.
Na verrekeningen (in min) en prijsherzieningen kwam de kostprijs uiteindelijk op 3.823.058 euro of inclusief BTW op 4.052.442 euro.
Batig saldo: 79.510 euro.

De Vlaamse subsidies vanwege de dienst Onroerend Erfgoed uit Brugge bedragen 2.463.538 euro, incl. BTW.
Zodoende kost het project aan Stad (OCMW) “slechts” 1.588.904 euro.
Curieus dat de “embedded press” – meer speciaal HLN – dit goede nieuws niet heeft gebracht.

P.S
Er komt nog een laatste fase 1O: de buitenaanleg. Heraanleg van de bestrating, andere lampen, nieuwe nutsleidingen en riolen. Zou 1,1 M kosten.
In het meerjarenplan is hiervoor 1.350.000 euro voorzien en men hoopt op 488.000 euro subsidies.
En dan is er nog zoiets van een “plusfase” waarover nog geen bedrag is gekend. De vroegere gerestaureerde woningen uit de jaren ’90 krijgen een soort opsmuk…
En hoe zit het met de dakisolatie in doe woningen??
Neen, de werken zijn nog niet voltooid!

Realisatiegraden in investeringen (3)

Ja, we hebben het over realisatiegraden, in het meervoud.
– Men kan bijvoorbeeld de totale investeringsuitgaven van een gemeente in ogenschouw nemen. Dan neemt men niet enkel de materiële investeringen (gebouwen, wegen, enz) en de immateriële vaste activa (concessies, ontwikkelingskosten) mee in de som, maar ook de financiële vaste activa (bijv. onze participatie in Gaselwest) en de toegekende investeringssubsidies (bijv. aan kerkfabrieken). Dat zijn dan vier soorten van investeringsuitgaven. Vier.
Dat is wat het Kortrijkse schepencollege ons voorhoudt als de tripartite een keer triomfantelijk wil uitpakken met een hoge realisatiegraad.
– En om ons – onwetenden – helemaal te beduvelen ook nog investeringen incalculeert van andere autonome bedrijven.
– Een andere mogelijkheid is dat men enkel rekening houdt met immateriële een materiële vaste activa. Dat is bijv. wat het adviesbureau BDO heeft gedaan met zijn stilaan berucht onderzoek naar de realisatiegraad van de investeringen in Vlaamse steden en gemeenten.
– Nog een andere, weliswaar ongebruikelijk rekenmethode (in Gent?) zou er kunnen in bestaan om te werken met het saldo van investeringsuitgaven en -ontvangsten. De netto-investeringen.

– Omdat de andere investeringen nogal wispelturig zijn (jaar na jaar wisselen of in kleinere gemeenten gewoon niet niet voorkomen) kan men zich zelfs louter beperken tot de materiële vaste activa. Wat heeft het bestuur verwezenlijkt inzake werken? Dat is wat de burger het meest interesseert toch? (Kortrijk is veel veranderd!)

Zoals vroeger al eens gezegd, vragen we ons af of er ergens een officiële regel is ingevoerd die gemeenten oplegt welke soorten van activa men dient te betrekken bij de berekening van de investeringsgraad. De totale of niet?

– En nu!
Ander probleem is welke ratio (verhouding) men dient te gebruiken voor die berekening. De kwestie van de samenstelling (de som) van de teller en de keuze van de noemer! Moet men de daadwerkelijk gedane investeringen afzetten tegenover het geraamde eindbudget (dus na budgetwijzigingen) of integendeel tegenover het initieel goedgekeurde budget? Dat is het budget waarmee besturen aan het begin van een begrotingsjaar altijd met trompetgeschal mee uitpakken en hierbij kritiekloos worden gevolgd door de plaatselijke pers. Maar in het laatste het geval dan (vergelijken met het oorspronkelijke bedrag) komen de gemeenten er niet zo goed uit…Ze doen dat dus nooit.

Voor het Kortrijkse budget en de jaarrekening 2018 hierna enkele uitkomsten.

1. De ratio van de totale waarlijk gedane investeringsuitgaven (jaarrekening) tegenover het geraamde eindbudget.
Dat is dus de Kortrijkse methode. Dan stellen we het bedrag 26,16 M tegenover 36,81 M. Realisatiegraad is dan 71,0 %.
Pendant is de procentuele afname van de verhoopte en waarlijk verwezenlijkte investeringen: -28,9 %. (Rij eens met de fiets een berg af met zo’n hellingspercentage…)
2. De ratio pure materiële gedane investeringen tegenover het eindbudget.
Dan heeft men zich ietwat beraden. Nu zijn de immateriële, financiële en investeringssubsidies uitgeschakeld.
We stellen dan (slechts) 23,85 M tegenover 36,81 M. De uitslag is al minder vleiend: een realisatiegraad van 64,7 %.
3. De ratio totale gedane uitgaven tegenover het initiële budget.
– We maken de uitslag nog minder vleiend. De verhouding is nu 26,16 M tegenover niet minder dan 49,28 M. (Want waarlijk: nog voor het jaar 2018 begon raamde men de investeringsuitgaven op 49.280.797 M. Een verkiezingsjaar!)
Realisatiegraad? 53,0 %. U zal noch de schepen van Financiën (Kelly), noch de burgemeester betrappen op het gebruik van deze berekeningswijze. Die ontmaskert volkomen de grootspraak va,n het zgn. investeringscollege.
– We kunnen het nog erger maken en enkel rekening houden met de verwezenlijkte materiële vast activa. Dat is namelijk wat de mensen concreet zien gebeuren aan werken. (Wat is onze stad veranderd zeg! Verlaagde Leiekaaien!)
De verhouding is nu 23,85 M / 49,28 M. Uitkomst: 48,3 %. Een procentuele afname van niet minder dan 51,6 %. Dat komt zeker nooit in de gazetten!
4. De afname van de netto-investeringen
Ja, dat zou men ook eens kunnen bekijken. Even nagaan wat de evolutie is van het verschil tussen de gedane investeringsuitgaven en het de werkelijk verkregen ontvangsten.
– Het initiële saldo bedroeg 33.42 M.
– Het eindbudget 23,03 M.
– En in de jaarrekening had men het over… 15,97 M.
Zie eens die afname van wat de investeringen aan Stad zelf hebben gekost.
– Van het oorspronkelijke budget naar het eindbudget is er een daling van min 31,0 %.
– Van het eindbudget naar het werkelijke saldo: min 30,6 %.
– En hou u vast: van het oorspronkelijke saldo naar het saldo in de jaarrekening: min 52,12 %.
Wat een investeringscollege was met dat !

Zo. Nu hebt u alles gehad.
Dank u voor het kijken.




Die realisatiegraad van de investeringen – om gek van te worden (2)

(Zie nog vorig stuk.)
Op basis van gegevens van het adviesbureau BDO (dat zich blijkbaar baseerde op cijfers van de Administratie Binnenlands Bestuur) lieten de kranten voor onze stad Kortrijk dan weten dat de investeringsgraad voor materiële vaste activa alhier ter stede 74 procent bedroeg in 2018. Kortrijkwatcher weet niet hoe men daarbij komt.

Wij doen nu beroep op cijfers zoals die voorkomen op de officiële website van Stad om – weliswaar diverse – investeringsgraden te berekenen. Want dat is juist een groot probleem: nergens is te vinden welke ratio gemeenten en steden hanteren (of officieel dienen te gebruiken) om zo’n investeringsgraad te berekenen.
Als ze die al in de jaarrekeningen berekenen, want meestal gaan gemeentebesturen achteraf niet al te fier op hun reële verwezenlijkingen op dit gebied.

Nu, eerst de bedragen dus, voor ons Kortrijk, in het jaar 2018. Het jaar 2019 is natuurlijk nog lopend en het zal nog maanden duren eer we de ware toedracht van de gedane investering voor dit jaar kennen. En de lokale pers zal er niet over reppen, maar dit weerom geheel terzijde.

Initieel of oorspronkelijk budget 2018 (goedgekeurd in de gemeenteraad van 11 december 2017).
Het College staat voor een nieuw begrotingsjaar en wil daarom beloftevol groots uitpakken. De kiezer epateren. (2018 is trouwens een verkiezingsjaar.) Prof. Filip De Rijnck (een Kortijkzaan) zei het in dit verband nog: “Er zit soms politieke marketing achter: gemeentebesturen doen alsof ze grote plannen hebben.”
– De uitgaven worden – voor wat komen gaat – dolenthousiast geraamd op 49.280.797,00 euro. (De lokale pers kan vindt daar geen graten in.)
– Over de mogelijk ontvangsten (subsidies van hogere overheden en verkopen van patrimonium) is men ook overmoedig positief: men hoopt op 15.859.599,00 euro.
– Het saldo (uitgaven min ontvangsten), of het door Stad zelf werkelijk te besteden geraamde bedrag is dus 33.421.198,00 euro.

Eindbudget 2018 (in gemeenteraad van 10 december 2018 goedgekeurd).
Het schepencollege is intussen al wat ontnuchterd. De werken liepen minder vlot dan verwacht? Een of andere verkoop ging niet door? Er is misschien wat geld tekort zodat een voorgenomen project wordt uitgesteld? Eén of meerdere budgetwijzigingen blijken soms nodig?
In Kortrijk was er in 2018 op de valreep slechts één budgetwijziging, zedig vertolkt als zijnde een “betere inschatting van transactiemomenten”. Er is 12,4 miljoen “doorgeschoven” naar volgend jaar. (Tsja. Een stad is geen huishouden hoor.)
– De (nog altijd geraamde) uitgaven worden uit de aard der zaak naar beneden bijgesteld: 36.812.978,16 euro. Maar dit gaat tevens om immateriële vaste activa én investeringssubsidies.
– Bijhorende subsidies blijven uit of verkopen gaan niet door…
De ontvangsten dalen naar 13.777.692,90 euro.
– Het saldo wordt nu ook kleiner: 23.035.285,26 euro.

Jaarrekening 2018 (gemeenteraad van 17 juni 2019)
Het jaar is al lang voorbij. De harde waarheid komt nu aan het licht. De werkelijke bedragen (transacties) zijn eindelijk gekend.
– Totale aangerekende uitgaven : (slechts) 26.161.987,34 euro.
Maar! Enkel voor materiële vaste activa: 23.851.182,76 euro.
– Gedane ontvangsten vallen ook tegen: 10.191.627,39 euro.
– Saldo: 15.970.359,95 euro.

Aan de hand van bovenstaande cijfergegevens gaan we in een volgende editie over tot enkele berekeningen van de realisatiegraad van investeringen in 2018. Want zoals u ziet zij er meerdere ratio’s mogelijk. Niet te doen, zolang A N-VA-schepen van Financiën Kelly Detavernier geen klaarheid schept.





Die realisatiegraad van de investeringen – om gek van te worden (1)

De website van “Het Nieuwsblad” (HN) heeft ontdekt dat het erg is gesteld met de mate waarin gemeenten de beloofde (geplande) investeringen in werkelijkheid verwezenlijken. Meer dan de helft van de (306? 305?) onderzochte gemeenten voerde in het verleden minder dan de helft van de investeringsplannen uit.
HN heeft dat niet zelf ontdekt, en al zeker niet de plaatselijke journalisten van de krant in de beschouwde gemeenten. Lezers van onze krant weten dat maar al te goed: onze persjongens slagen er niet in om ook maar een woord te wijden aan de lage realisatiegraad van de investeringen in Kortrijk. En als de schepen van Financiën Kelley Detavernier (N-VA) weer eens beweert dat in de vorige bestuursperiode de graad van investeringen alhier jaar na jaar steeds stijgende was, dan is geen lokale scribent in staat om deze ‘onwaarheid’ te ontmaskeren.
De krant HN heeft zijn gegevens over de investeringen in de Vlaamse gemeenten gehaald bij de gerenommeerde account- en adviesorganisatie BDO Belgium. Het acroniem BDO slaat op de namen van de oprichtende bedrijven Binder (VK), Dijker (Nederland) en Otte (Duitsland).

Maar waarom is een en ander om gek van te worden?
Voor Kortrijk krijgen we maar weer eens cijfers te zien waar de voltallige redactie van kortrijkwatcher absoluut niet weet hoe men daarbij komt.
– BDO Belgium zegt dat het Kortrijkse investeringsbudget in 2018 initieel 32.744.794,16 euro bedroeg. Budget betekent geplande uitgaven min verwachte ontvangsten. (Die cijfers na de komma nauwkeurig zijn heel ongewoon, praktisch onmogelijk als het gaat om geplande investeringen.)
Volgens de officiële Kortrijkse website (zie maar) en volgens onze ook officiële papieren ging het om een gepland en initieel in de gemeenteraad goedgekeurd investeringsbudget van 33.421.198 euro.
– Volgens BDO vermeldt de Kortrijkse jaarrekening 2018 uiteindelijk 24.287.282,30 euro als zijnde daadwerkelijk uitgegeven. Dit zou dan gaan om een realisatiegraad van 74,17 procent.
Volgens onze gegevens (zie weerom de website van stad) bedroegen de uitgaven in de eindrekening 26.161.897,34 euro. Tegenover ons gekend initieel budget is de realisatiegraad dan 78,2 procent.
Maar dat bedrag slaat op de totale uitgaven d.w.z. niet enkel op gebouwen, wegen en zo (materiële vaste activa) maar ook op immateriële vaste activa én investeringssubsidies. Als we enkel de materiële vaste activa bekijken gaat het om een uitgave van 23.851.182,76 en dat levert weerom een andere investeringsgraad op…Pff.

In een volgend stuk geven wij een keer de berekening van de realisatiegraad van de investeringen in 2018 op meerdere manieren. Ja, om gek van te worden…



Hoe zullen we de fenomenaal hoge investeringen financieren? (2)

Hierbij volgen we de argumenten van de burgemeester en de financieel directeur, nu met cijfergegevens en ook wat aanvullende opmerkingen.

Financieel draagvlak is goed
De financieel directeur heeft het hier over het exploitatiesaldo. De ontvangsten zijn telkenjare groter dan de uitgaven. De ontvangsten gaan van 213,18 M (in 2024) naar 231,57 M (in 2025). Het BATIG saldo is telkens hoger dan 20.000 euro. Nochtans is het budgettair resultaat VAN HET BOEKJAAR in de periode 2020-2025 slechtst één jaar (2023) positief. Het resultaat op kasbasis (nu genoemd: gecumuleerd budgettair resultaat van het boekjaar) houdt men op +/- 4 M. Maar voor 2020 gaat het om 38 M omdat men er de uitkomst van 2019 bij betrekt, hoewel er nog geen jaarrekening is gekend.

Leningen
Zijn evenwel niet ter sprake gekomen in de raadscommissie.
In de betrokken periode zal men voor 175,1 M leningen ophalen. (3,6 M dient voor doorgeefleningen, dus dat moeten we nog terugkrijgen.)
De aflossingen bedragen 134,4 M.
En daarover wordt ook altijd zedig gezwegen: de financiële schulden lopen op van 207,2 M naar 248,3 M.

Verkoop van patrimonium (zowel van stad als OCMW)
Dat beïnvloedt tevens de positieve autofinancieringsmarge.
Men verwacht in 2020 al de verkoop van Doorniksestraat 166, Goed te Boevekerke, Amsterdams Poortje, Lange Brugstraat 1-3, Spoorweglaan (?).
Voor de gehele bestuursperiode voorziet men aan verkopen 40 M. Ja? (We geven later nog wel eens het lijstje, en dat is nogal lang.)

Retributies
Worden geïndexeerd of verhoogd naar analogie van wat in andere steden wordt aangerekend. Enkele verhoogde tarieven: afhalen bedrijfsafval, huisvuilzakken, DIFTAR, verhuren van zalen, uurtarieven stadspersoneel.
Kijk nu eens. Ontvangsten uit afgifte van administratieve stukken stijgen van 510.000 euro naar 670.000 euro. De verblijfsbelasting (logies) : van 425.000 naar 525.000 euro.

Belastingontvangsten
De aanslagvoeten veranderen dus niet. De aanvullende personenbelasting (APB): 7,9 %. Opcentiemen onroerende voorheffing (OV): 1.102 basispunten.
Niettemin stijgen de ontvangsten van de APB van 25,65 M naar 27,02 M (groeivoet van 2 procent vanaf 2022). OV gaat van 35,99 M naar 41,72 M.(Groeivoet van 3 procent in de eerstvolgende twee jaar.) Waar is de tijd dat de oppositie (SP en Groen) voorstelde om tarieven te verlagen om de spontane stijging te compenseren??

Sterke basiscijfers
De financieel directeur wees daarbij naar de mooie cijfers van de jaarrekening 2018 en het budget 2019.
Ja zeg, zo kunnen wij het ook.
In 2019 daalden de investeringen na budgetwijziging van 38,9 M naar 28,0 M. En de op te nemen leningen dus van 34,9 M naar 25,0 M. Niet te verwonderen dat bijv. het resultaat op kasbasis dan stijgt van 9,8 M naar 21,8 M.
In 2018 idem. De investeringen daalden van 49,2 M naar 26,1 M. Op te nemen leningen: van 53,6 m naar 30,8 M. En de exploitatie-ontvangsten stegen van 137,8 M naar 141,2 M. Terwijl de uitgaven daalden van 122,4 M naar 120,3 M.

Afvloeien personeel
De burgemeester wees daar op. We hebben dat eigenlijk nooit goed kunnen volgen. Maar volgens de krant liet stad in de vorige bestuursperiode 70 tot 80 medewerkers afvloeien. Wat we wel weten is dat de personeelsuitgaven voortdurend stegen. En volgend jaar stijgt het aantal voltijdse equivalenten met 46: van 1.476 naar 1.522.






Hoe zullen we die fenomenaal hoge investeringsuitgaven financieren? (1)

Voor de periode 2020-2025 voorziet het meerjarenplan voor 219.171.191 euro investeringen. Netto (min de ontvangsten) wordt dit 215.026.857 euro.
Laten we er wel even op wijzen dat er in dit onwaarschijnlijk hoge bedrag ook rekening gehouden wordt met de financiële toestand van OCMW en de (AGB’s) Parko en SOK.
En we verwijzen voorafgaand nogmaals op enige heersende scepcis, ook onder de populisten. Zullen die gebudgetteerde (=geraamde) investeringen wel daadwerkelijk gerealiseerd worden? In de vorige bestuursperiode gebeurden jaarlijks talloze budgetwijzigingen (met ‘bijgestelde’ oftewel verlaagde investeringen) en zijn de meerjarenplannen zelfs tienmaal aangepast. Tienmaal !

Tja.
Hoe denkt men die hoge investeringen te kunnen bekostigen?
In een raadscommissie, gewijd aan het nieuwe meerjarenplan, is daar toch enigszins op ingegaan. (Gezagsgetrouw en onwetend als ze zijn reppen onze persjongens daar met geen woord over.)
– Onze financiële directeur Johan Dejonckheere (vroeger zei men: stadsontvanger) vond dat een en ander zeker kon worden opgevangen door de opeenvolgende gunstige exploitatie-uitgaven. Het ‘financieel draagvlak’ ziet er goed uit. Ook de verkoop van stads- en OCMW-eigendommen kunnen een steentje bijdragen. Voorts zijn allerhande retributies geïndexeerd of verhoogd naar analogie van wat andere centrumsteden aanrekenen. En we starten met een sterke basis: zowel de jaarrekening 2018 en de budgetwijziging 2019 vertonen mooie cijfers.
– Onze burgemeester (dat is nog altijd Van Quickenborne) sloot zich aan bij dit laatste. Hij verwees hierbij ook naar het niet vervangen van vertrekkend personeel.
Ook hield hij staande dat het stijgend aantal (en ook meer welvarende) bewoners de belastingontvangsten spontaan doen stijgen.
En aan de kranten liet hij duidelijk weten dat de versnelde ‘vernieuwing’ van de stad zou gebeuren zonder belastingverhoging.
Hij heeft daarbij vanaf het eerste jaar heel prompt drie geheel nieuwe gemeentebelastingen ingevoerd en later nog twee bestaande verhoogd. (Stond nooit in de pers.) We zwijgen intussen nog over de meer recente parkeerbelastingen.
De uitdrukking “zonder belastingverhoging” is pure volksverlakkerij.

In een volgend stuk gaan we wat nader in op de wijze waarop de tripartite denkt de hoge investeringen te kunnen bekostigen. Met het nodige cijfermateriaal.
Straks alweer gemeenteraadsdag! Voor iedereen toegankelijk. (Ja zeker, er zijn nog altijd Kortrijkzanen die dat niet weten. Je kunt de raadsleden ook live in de weer zien op de website van stad.)




De investeringen volgens het meerjarenplan: een nachtmerrie voor de droge cijferaars

Het stond triomfantelijk aangekondigd in alle kranten: de investeringen voor de periode 2020-2025 zouden (volgens een raming!) 291,1 miljoen bedragen. Volledig uitgedrukt: 291.171.291 euro. (WTV heeft daar 300 miljoen van gemaakt…) Vergeleken met de vorige bestuursperiode ging het toen, volgens het College althans, om 217,5 miljoen. (Schepen van Financiën Kelly Detavernier (N-VA) maakt daar gemakshalve 218 miljoen van.) Een verschil van 73,6 miljoen oftewel 33,8 procent. (In het meerjarenplan staat op pag.16: 25,3 procent.)
Aan de hand van die bedragen oppert burgemeester Van Quickenborne van de groots mogelijke populistische tripartite ooit in de ‘De Krant van West-Vlaanderen’: “Wij worden de nachtmerrie van de populisten”.

Zeg, kan het gaan ja?
How dare you??
Vanwaar men het cijfer 218 miljoen investeringen in de vorige legislatuur haalt is ons immers een compleet raadsel.
We hebben nog eens de daadwerkelijk gerealiseerde investeringsuitgaven van stad bekeken, de nuchtere cijfers volgens de jaarrekeningen.
Voor de periode 2014-2019 komen we aan een bedrag van 166,82 miljoen euro.

Ziehier, voor wie nu nog verder wil lezen.
– 2014: 45.236.829 euro. Dit lijkt veel maar het is een geflatteerd bedrag want daar zit de deelname aan een kapitaalsverhoging van Gaselwest in verscholen, zijnde niet minder dan 23,45 miljoen. Zonder dat bedrag gaat het om een investeringsuitgave van 27,72 miljoen voor dat eerste jaar van de vorige legislatuur.
– 2015: 17.561.061 euro
– 2016: 18.596.389 euro
– 2017: 31.237.351 euro (een hopeloze inhaalbeweging)
– 2018: 26.161.987 euro
– 2019: hoogstens 28.035.303 euro.
We zeggen hierbij “hoogstens” want voor dat jaar is nog altijd geen rekening gekend en slaat het cijfer op een raming (het budget).

We tellen samen en komen dus aan 166.828.920 euro gerealiseerde investeringen.
Dat is van een totaal andere orde van grootte dan wat Kelly en de burgemeester beweren. En we zijn hierbij nog coulant ook. We rekenen er de kapitaalsverhoging van Gaselwest bij en het geraamde budget van 2019.
De schepen van Financiën moet op een volgende gemeenteraad toch eens uitleggen hoe zij aan die 218 miljoen euro komt.
Meteen kan zij ook eens toelichten wat de realisatiegraad was van de investeringen toen, jaar na jaar. Dat is de verhouding tussen wat was begroot en wat daadwerkelijk is uitgegeven.

P.S. (1)
Voor de cijferaars onder ons die de ware feiten willen kennen.
We hebben ook berekend wat de netto-investeringsuitgaven zijn geweest, d.w.z. de uitgaven min de ontvangsten. 108.635.437 euro zeg!
P.S. (2)
We weten nu al dat de pers in de volgende jaren niet en nooit zal reppen over de werkelijke realisatiegraad, tenzij die een keer goed zou uitvallen. En geen populist in het College die gelooft dat men in deze bestuursperiode ooit daadwerkelijk 291 miljoen zal spenderen aan investeringsuitgaven.

















Een oude koe: de effectiviteit van de gedane investeringen

Zo’n gemiddelde Kortrijkzaan heeft als enige perceptie dat Kortrijk onder en sinds de vorige bestuursperiode intussen “veel is verbeterd”. Ja, veel is verbeterd. Ja.
Men (m/v) heeft het dan veelal over de verlaagde Leiekaaien en over niet veel andere zaken meer. Weten we veel…
Met de journalistiek volstrekt onbehoorlijke medeplichtigheid van de plaatselijke gazetten is de Kortrijkse burger geheel onwetend gebleven over de effectiviteit (is het doel bereikt?) en de efficiency (lage prijs, geen tijdverlies?) van het gevoerde beleid.
Denk maar eens aan zaken als het kerkenplan, de stationsomgeving, het heel duur uitgevallen politiecommissariaat, de armoedebestrijding, de drie nieuwe belastingen, de perikelen bij VLAS en Fluvia. De besparing van de personeelskosten de daling van het aantal medewerkers? Het nog altijd niet gerealiseerde nieuwe stadsmuseum. Het warrige en financieel ondoorzichtige kunstenbeleid op Buda-eiland. De ontslagen van topambtenaren. We zouden in het algemeen ook steeds meer doen met steeds minder.
Tja. We weten van zeer veel niet veel.

Maar we beperken ons hier en nu tot het meest flagrante en meest fundamentele tekort aan effectiviteit in het beleid tijdens de vorige legislatuur: de lage realisatiegraad van de investeringen. De jaarrekening 2018 is nu gekend zodat we over alle benodigde cijfers beschikken.

Weet u het wel nog?
Het vorige schepencollege riep zichzelf met veel tromgeroffel uit tot de grootste investeringscoalitie aller tijden. De entiteit Stad alléén al zou gedurende zes jaar niet minder dan 160 miljoen investeringsuitgaven besteden.
Is dat doel bereikt?
U krijgt hierna jaar per jaar achtereenvolgens volgende cijfers te lezen:
– het voorziene (bedachte) investeringsbudget
– de werkelijk gedane uitgave volgens de jaarrekening
– de realisatiegraad (een percentage).

2013
– 28,57 miljoen euro
– 11,83 miljoen euro
– 41,4 % gerealiseerd
2014
– 39,93
– 27,72
– 69,4 %
2015
– 48,66
– 17,56
– 36,0 %
2016
– 35,07
– 18,59
– 53,0 %
2017
– 38,92
– 31,23
– 80,2 % (inhaalbeweging)
2018
– 36,81
– 26,6
– 71,0 % (laatste poging om het gestelde doel te bereiken)

De gemiddelde realisatiegraad bedroeg zowat 58 procent.
We werkten met afgeronde, onvolledige getallen. Leesbaarheid…Laat ons zeggen dat er iets als 134 miljoen euro investeringsuitgaven door Stad zijn gedaan in de vorige legislatuur.

N.B.
Deze gegevens stonden of zullen nooit staan in onze lokale gazetten. Kiezersbedrog is dat. Journalistiek-deontologisch complete desinformatie.